Bij de start van het programma wordt gecontroleerd of een werkend opname- en weergave-apparaat op uw systeem zijn geïnstalleerd. Is dat niet geval dan deactiveert het programma de opneem- en/of afspeelfunctie automatisch.

• Als u zeker weet dat u een werkende geluidskaart in uw systeem heeft geïnstalleerd opent u "Options" > "Preferences" > "Audio" of "Audio Device" in uw programma. 
• Controleer de dropdown-lijsten voor opnemen en afspelen. 

Standaard gebruikt het programma de "Wave Mapper" (soms ook "Sound Mapper" genoemd), die automatisch een geschikt apparaat voor het programma selecteert. Wanneer het weergave- of opname-apparaat op "None" staat, kan het programma het betreffende proces niet uitvoeren.